In deze rubriek belichten we de diversiteit van het apothekersvak. Deze editie schetsen we twee rollen. Jan Derks, directeur van Derks & Derks B.V. en adviseur in human talent vertelt over de rol van ziekenhuisapotheker en Maryse Spapens verteld over de relatief nieuwe rol van de poliklinisch apotheker waarin de competenties van een ziekenhuisapotheker en een openbaar apotheker zich vermengen.
Jan Derks: “Een ziekenhuisapotheker is een geneesmiddelenexpert die verantwoordelijk is voor ‘de inhoud’, dus de farmaceutische zorgverlening door de ziekenhuisapotheek en de eventueel aanwezige poliklinische apotheken. Daarnaast ben je verantwoordelijk voor ‘het bedrijf’: de zakelijke en managementaspecten van de apotheek. De belangrijkste taken zijn medicatiebegeleiding, medicatiebeleid, het beheren van het bereiden van vaak gecompliceerde, steriele medicatie, en de bedrijfsvoering, inclusief personeelsbeleid. De ziekenhuisapotheker is in tegenstelling tot de poliklinisch apotheker minder direct betrokken bij patiënten. Je werkt in een grotere organisatie en houdt van gestructureerd werk.”
Maryse Spapens is werkzaam als poliklinisch apotheker bij het Albert Schweitzer ziekenhuis en als bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Poliklinische Farmacie. Spapens: “Als poliklinisch apotheker ben je de brug tussen het ziekenhuis en de eerste lijn en werk je in een dynamische omgeving. Ziekenhuizen zijn steeds ondernemender, dat is in deze tijd een must geworden. Medisch specialisten zijn de partners waarmee ik samen werk aan goede specialistische zorg. Er wordt kwaliteits- en kostenbewust gedacht en ik vind het interessant om mee te denken vanuit de farmaceutische kant. Daarnaast geef ik adviezen aan patiënten en artsen maar beantwoord ook de vragen van assistenten, bijvoorbeeld bij een complexe interactie of contra-indicatie. Je kunt de functie van poliklinisch apotheker zelf vorm geven, het ziekenhuis geeft daar in veel gevallen ruimte voor. Openbare apothekers moeten vaak wennen aan een nieuwe poliklinische apotheek in hun verzorgingsgebied. Daar moet je mee om kunnen gaan.”