Om onnodig wisselen van inhalatiemedicijnen tegen te gaan, mogen zorgverzekeraars en apothekers maximaal één keer in de vier jaar wisselen van inhalatiemedicijnen bij patiënten. Iedere patiënt krijgt daarnaast minimaal één keer per jaar een herhaalinstructie en inhalatiecontrole aangeboden om het medicijn goed te blijven gebruiken.
Als de arts heeft besloten dat er sprake is van een medische noodzaak, dan schrijft hij dit op het recept en mag er niet worden gewisseld. Zonder deze noodzaak mag dit dan maximaal eens per vier jaar. Er zijn twee uitzonderingen: wanneer de longinhalatie-medicatie niet beschikbaar is door een landelijk tekort of wanneer een patent vervalt.
Indien er toch wisseling plaatsvindt, dan moet de arts of apotheker de patiënt hierin goed begeleiden met duidelijke voorlichting over het gebruik van het nieuwe inhalatiemedicijn. Dat kan met teksten, afbeeldingen of instructiefilmpjes en met een oefening met een placebo inhalator. De ‘oefenpuffer’ dient altijd beschikbaar te zijn.
Zelfde voorzetkamer
In de nieuwe afspraken is ook opgenomen dat wanneer er reguliere (jaarlijkse) vervanging van een voorzetkamer nodig is, in principe moet worden gekozen voor dezelfde voorzetkamer. Een andere voorzetkamer heeft namelijk een ander afgifteprofiel en dat kan de werking van de dosis aerosol beïnvloeden.
Vastgelegd
Deze aanvullende afspraken zijn gemaakt door het Longfonds, de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT), NHG, LHV, KNMP, ZN en Patiëntenfederatie Nederland. De werkafspraken zijn vastgelegd in een aanvullend document op de Leidraad Verantwoord Wisselen van Medicijnen die artsen, apothekers en zorgverzekeraars gebruiken.
Invoering in de praktijk
Het Longfonds heeft zich enorm ingespannen om deze afspraken te maken. De komende periode moeten alle gemaakte afspraken in de praktijk worden toegepast. Het Longfonds en de Longalliantie houden dit in de gaten, onder andere. via de Longmonitor en het Meldpunt Longzorg.