Zorgverlening aan diabetespatiënten werkt het beste vanuit multidisciplinaire samenwerking tussen zorgprofessionals, waaronder ook apothekers. Sommige zorggroepen in Nederland zijn daar al ver mee. Ondertussen wordt ook in het overheidsbeleid deze samenwerking steeds beter gewaarborgd.
In Alphen aan de Rijn wachten de apothekers niet op het initiatief van andere zorgverleners, maar nemen ze zelf het heft in handen. De regio kent inmiddels twee diabeteszorggroepen en het bijzondere is dat de apothekers er bij alle twee vanaf het begin bij betrokken zijn, vertelt Marianne van de Berg, apotheker in de DagNachtapotheek in Alphen aan de Rijn. “De meeste diabeteszorggroepen zijn monodisciplinair van opzet, er zijn voornamelijk huisartsen bij aangesloten. Andere zorgverleners, waaronder apothekers, worden dan meestal later uitgenodigd om deel te nemen, maar alle afspraken zijn dan al gemaakt en de zorgplannen vastgesteld. Als apotheker heb je dan minder invloed. Wij hebben gekozen voor de omgekeerde volgorde. Dat zie je ook terug in de organisatie van onze zorggroepen. Die hebben allebei een stichting met in het bestuur een fysiotherapeut, een huisarts en een apotheker. Apothekers zijn daarmee bestuurlijk gelijkwaardig aan de huisartsen. En dat is prettig, zeker wanneer er discussies in de zorggroep ontstaan over wie wat doet. Wie geeft bijvoorbeeld de inhalatie-instructie, de huisarts of de apotheker? Als we daar als zorggroep niet uitkomen, spelen we zo’n vraag door naar het stichtingsbestuur. En die – leert de ervaring – komt er altijd uit. Het bestuur neemt dan een besluit waar de gehele zorggroep zich aan committeert.”
De twee diabeteszorggroepen in Alphen aan de Rijn werken met multidisciplinaire zorgplannen. Van de Berg: “We beschrijven daarin hoe we de diabeteszorg organiseren, waarbij we uitgaan van de NDF Zorgstandaard Diabetes en diverse beroepsrichtlijnen. Een goede voorlichting en meer zelfmanagement van de patiënt zijn daarbij belangrijke items. We organiseren bijvoorbeeld groepscursussen voor diabetespatiënten en hun partners, waarbij we hen op een interactieve manier voorlichting geven. We vragen bijvoorbeeld waar volgens hen meer calorieën in zitten: in spaghetti, rijst of aardappels? Het antwoord is rijst, maar de meeste patiënten weten dat niet. Ze vinden ons cursusaanbod geweldig, omdat ze dingen leren die ze niet wisten. Voor ons is dat een eyeopener. Onze reguliere voorlichting vindt blijkbaar vaak niet zijn weg naar de patiënt.”
De diabeteszorggroepen werken ook met het individueel zorgplan van de patiënt. “Het heeft geen zin om met een straffe roker af te spreken dat hij in één keer moet stoppen met roken. Het is verstandiger om daarvoor termijnen af te spreken. Door dat samen met de patiënt te doen, maak je hem medeverantwoordelijk en dat motiveert. Het is natuurlijk veel werk om met iedere patiënt een zorgplan op te stellen, maar die tijdsinvestering betaalt zich ruimschoots terug in de loop van het zorgtraject.”
Nationaal Actieprogramma Diabetes
Multidisciplinaire samenwerking is essentieel voor een goede begeleiding van diabetespatiënten, stelt Marga van Weelden, openbaar apotheker in Ermelo, oud-voorzitter van de KNMP en voorzitter van de kernthemacommissie van het Nationaal Actieprogramma Diabetes (NAD). Dat programma loopt tot eind 2012, waarna voorjaar 2013 de uitkomsten ervan tijdens een groot slotcongres worden gepresenteerd. Van Weelden ziet deze afronding vol vertrouwen tegemoet want er is veel bereikt, vertelt ze. “Er zijn binnen het NAD-programma veel producten ontwikkeld, zowel voor patiënten als zorgverleners. Denk aan het Actieprogramma Op Eigen Benen Vooruit!, waarmee we jongeren met diabetes beter voorbereiden op de transitie van kinderarts naar internist, we hebben het Individueel Zorgplan Diabetes ontwikkeld en we hebben een patiëntenversie van de Zorgstandaard Diabetes geschreven, de Zorgwijzer Diabetes.”
Het is belangrijk, stelt Van Weelden, dat patiënten weten welke zorg ze moeten krijgen en wat ze zelf kunnen doen. “Ze moeten bijvoorbeeld weten dat ze hun ogen en voeten regelmatig laten controleren, dat ze hun glucosewaarden in de gaten houden en dat medicatietrouw essentieel is. Ook om te voorkomen dat naast de diabetes nog andere chronische ziekten optreden, zoals hart- en vaatziekten. Dat zijn allemaal zaken die in de Zorgwijzer beschreven staan, al zeg ik er meteen bij dat slechts twintig procent van alle diabetespatiënten de Zorgwijzer kent of er een exemplaar van in zijn bezit heeft. Het is dan ook één van de aandachtspunten van het NAD om ervoor te zorgen dat de Zorgwijzer beter bekend én beter gebruikt wordt.”
Coördinatieplatform Zorgstandaarden
In de NDF Zorgstandaard Diabetes staat helder uiteengezet wat een patiënt zelf kan doen en welke zorg zorgverleners moeten leveren. Richtlijnen en standaarden van beroepsverenigingen vormen daarbij een integraal onderdeel van de Zorgstandaard. Het is de bedoeling dat de KNMP-richtlijn Diabetes daar eveneens onderdeel van wordt. De zorgverlening in de Zorgstandaard is functioneel beschreven, legt Van Weelden uit. “Dus in termen van: wat moet er gebeuren, en niet: wie moet dat doen? De apotheker kan patiënten daarom ook op het belang van goede voeding en voldoende beweging wijzen. Daarnaast heeft de apotheker zijn kerntaak, de farmacie. Daarbij dient hij volgens de KNMP-richtlijn onder meer het belang van therapietrouw te bespreken. De apotheker kan dat goed monitoren omdat hij in zijn registratie direct ziet of een patiënt te vroeg of te laat langskomt voor zijn medicatie. Bovendien beveelt de Zorgstandaard aan dat apothekers bij patiënten met meerdere chronische ziekten de medicatie zoveel mogelijk gelijktijdig verstrekken; dat heet synchronisatie. Het is onverstandig om vandaag dit geneesmiddel mee te geven, en morgen dat. Voor de patiënt werkt dat verwarrend en dat vermindert de kans op therapietrouw.”
Van Weelden is ook lid van het Coördinatieplatform Zorgstandaarden. Dat onafhankelijk adviesorgaan over zorgstandaarden is in 2010 ingesteld door de minister van VWS, met als doel een betere afstemming tussen groepen die zorgstandaarden ontwikkelen. Van Weelden: “Er dreigde een wildgroei aan zorgstandaarden voor de verschillende chronische aandoeningen. En elke zorgstandaard werd op een andere manier beschreven. Zowel voor zorgprofessionals als patiënten – denk aan patiënten met meerdere chronische aandoeningen – was dat steeds minder goed te overzien. Het Coördinatieplatform heeft een model gemaakt dat ervoor zorgt dat bijvoorbeeld de Zorgstandaard Overgewicht dezelfde structuur en opbouw krijgt als de Zorgstandaard COPD of Diabetes, en dat bovendien georganiseerd wordt dat Zorgstandaarden up to date blijven. Het Coördinatieplatform houdt eind dit jaar overigens op te bestaan. 1 januari 2013 gaat het op in het nieuwe Nederlandse Instituut voor de Zorg (NIvZ). Dat neemt dan haar taken over.”
Tot nu toe maakt de farmacie, en dus het werk van de apothekers, geen onderdeel uit van de integrale bekostiging in de eerstelijnsketenzorg. Los van de vraag of dat zou moeten gebeuren, vindt de oud-KNMP-voorzitter dat het leveren van zorg volgens de Zorgstandaard voorop moet staan. “En essentieel is dat de wijze van financiering de samenwerking met andere disciplines niet in de weg mag staan. Daar zullen we op moeten toezien.”
Dat vindt ook Marianne van de Berg: “Het uitgangspunt van onze twee zorggroepen is dat we multidisciplinaire samenwerking willen. We stappen er met z’n allen in. Als dat de ambitie is, dan kom je er altijd uit, daar ben ik van overtuigd.”