Ze staat aan het eind van haar ambtstermijn als minister van VWS, maar minister Schippers is nog lang niet klaar met de zorg. Al weet ze dat de minister van VWS in het nieuwe Kabinet een enorme klus te wachten staat. Want er zal immens bezuinigd moeten worden.
Ja, ze gaat graag op voor een tweede termijn als minister van VWS. En waarom ook niet? ‘Ik heb getekend voor vier jaar, en daarvan is nu pas anderhalf jaar voorbij. Het werk is dus niet af. Bovendien is de gezondheidszorg een van de mooiste onderwerpen om je als politicus mee te mogen bezighouden. Maar goed, laat eerst de kiezer maar spreken op 12 september, dan zien we daarna wel verder.’
Het is duidelijk, Edith Schippers, minister van VWS, is nog niet klaar met de zorg, en dus ook niet met de farmaceutische zorgverlening. Ze is ook tevreden over enkele maatregelen die ze op dat gebied tijdens haar ambtsperiode heeft bereikt. Drie thema’s waren voor haar met name belangrijk. Zoals de budgetoverheveling van dure specialistische middelen naar de ziekenhuizen. Zo zijn per 1 januari 2012 de kosten van de TNF alpharemmers, plusminus vijftienduizend euro per patiënt per jaar, voor rekening gekomen van de ziekenhuizen. En per 1 januari 2013 zullen vermoedelijk ook een aantal dure oncologische geneesmiddelen en groeihormonen door de ziekenhuizen betaald moeten worden. Ook de overschakeling – eveneens per 1 januari 2012 – op een systeem van voorwaardelijke vergoeding voor veelbelovende geneesmiddelen en hulpmiddelen beschouwt Schippers als een succes. Schippers: ‘Dat houdt in dat zodra het geneesmiddel is geregistreerd, je vanuit de basisverzekering een vergoeding kan krijgen als het geneesmiddel veelbelovend is. Het bedrijf heeft dan echter wel de verplichting om alsnog aanvullend onderzoek te doen naar de kosteneffectiviteit en therapeutische meerwaarde van dat middel. Als daaruit blijkt dat de claims overeind blijven, dan kan het in het verzekerde pakket blijven. Zo niet, dan wordt het er weer uitgehaald. Toelating en uitstroom van geneesmiddelen zijn daarbij even belangrijk, want anders hebben we straks een overvloed aan nieuwe geneesmiddelen in de basisverzekering, en loopt de maatregel vast. Dat gaan we dus goed volgen.’
Cultuuromslag
Het derde thema vormen de vrije tarieven. ‘We zien dat men in de farmacie meer doet voor dezelfde prijs. Dus in facto zijn de tarieven gedaald. Dat komt ook door de hoge contracteergraad van apothekers met zorgverzekeraars. Dat is altijd zo geweest, en er is ook altijd veel op ingezet. Ter vergelijking, bij de tandartsen ligt die contracteergraad veel lager – ook dat is altijd zo geweest – , en de tarieven daar zijn gestegen. Er bestaat kortom een verband tussen de contracteergraad en de prijsontwikkeling. En dat laatste blijft bij de farmacie dus binnen de perken.’
De sector heeft er veel aan gedaan om dat voor elkaar te krijgen, constateert de minister. Ze is daar blij om, maar ze waarschuwt ook: ‘Natuurlijk, als er veel lucht in de sector zit, kunnen de prijzen meer dalen. Maar anderzijds moet de farmaceutische sector voldoende geld overhouden om te kunnen blijven innoveren. Daar moet een financiële marge voor overblijven. Het kan niet zo zijn dat er straks geen geld meer is voor nieuwe technologische ontwikkelingen. Daarnaast ben ik me ervan bewust dat er in de contractonderhandelingen tussen apothekers en zorgverzekeraars tot nu toe weinig aandacht is geweest voor de prestaties die met ingang van 2012 een rol behoren te spelen in deze onderhandelingen. Ik weet dat apothekers ook kritiek hebben geuit op de zorgverzekeraars. Het zou hen vooral gaan om de prijs voor de geneesmiddelen. De uitwerking van prestatie-indicatoren zoals de medicatie- of polyfarmaciecheck kwam tijdens de onderhandelingen onvoldoende uit de verf. Ik deel de zorg van de apothekers, maar ik beschouw 2012 ook als een overgangsjaar. Het ging in de farmacie van oudsher altijd meer om de prijs dan om de kwaliteit in de onderhandelingen tussen zorgverzekeraars en apothekers. Er is nu dus sprake van een cultuuromslag. Dat neemt niet weg dat we een volgende stap moeten zetten. De samenleving heeft daar ook behoefte aan. Het is aan apothekers en zorgverzekeraars samen om dat waar te maken, zij zijn aan zet. Ik ben als minister niet de probleemeigenaar hiervan, maar als het nodig is ben ik bereid een handje te helpen. Al zie ik liever dat beide partijen, apothekers en zorgverzekeraars, hier samen uitkomen. Dat zou ze sieren.’
Spécialités
De farmaceutische prestatie-indicatoren gaan onder meer over het bevorderen van therapietrouw. Daar valt volgens de minister nog een wereld te winnen. ‘De precieze cijfers ken ik niet, maar we weten dat veel patiënten, zodra ze zich beter voelen, geneigd zijn om met hun medicatie te stoppen. En het is eveneens bekend dat lang niet alle patiënten hun medicatie in de juiste dosering of op het juiste moment innemen. Dat te helpen verbeteren, dat is kwaliteit van zorg. Daar ligt ook een belangrijke taak voor de apothekers. Bijvoorbeeld door goede voorlichting en begeleiding te geven en door patiënten die veel medicatie gebruiken eens per half jaar uit te nodigen voor een medicatiecheck. We moeten als samenleving de verspilling tegengaan. We betalen met z’n allen veel premie, dus is het echt nodig om te kijken hoe we zinnig en zuinig met de voorgeschreven geneesmiddelen kunnen omgaan.’
Schippers constateert dat er op meerdere manieren medicijnen worden verspild. Medicijnen worden bijvoorbeeld niet of op een verkeerde manier gebruikt. ‘Je ziet dat soms concreet bij ouderen die verhuizen naar een verzorgings- of verpleeghuis. Dan komen er in hun huis tassen vol ongebruikte geneesmiddelen of hulpmiddelen tevoorschijn. We kunnen hier dus winst behalen en de apotheker speelt daarbij een belangrijke rol. Ik heb de afgelopen tijd veel apothekers gesproken en ik ben onder de indruk van de innovatieve manieren waarop ze de patiënten trachten te bereiken: door sms’jes te sturen, medicatiechecks uit te voeren enzovoort. Maar ze kunnen nog meer doen. Lever bijvoorbeeld alleen de spécialités af als dat echt nodig is, en kies in alle andere gevallen voor de goedkopere generieke geneesmiddelen. Dat zou al veel helpen.’
Tweedeling
Joël Gijzen, directeur Zorg van zorgverzekeraar CZ, voorzag in een van de vorige nummers van FarmaMagazine een tweedeling ontstaan tussen apothekers die vooral werken aan de terhandstelling van medicatie en apothekers die zich hebben gespecialiseerd als farmaceutisch zorgverlener. Hij vroeg zich in dat verband af of apothekers voldoende expertise in huis hebben om hun rol als farmaceutisch zorgverlener te kunnen waarmaken. Schippers is over dat laatste een stuk minder somber. ‘De Nederlandse apothekersopleiding is een van de beste ter wereld, daar kunnen we in Nederland trots op zijn. En een tweedeling voorzie ik niet, dat heeft naar mijn mening ook een te negatieve connotatie. Differentiatie in wat apothekers doen, dat juich ik echter toe. Ik verwacht ook dat de ene apotheker straks meer doet aan patiëntenvoorlichting en de ander meer aan medicatievestrekking. En daartussen kunnen allerlei mengvormen ontstaan. Voor de Nederlandse patiënt is dat winst, die heeft straks wat te kiezen. En let wel, de invoering van de 11 prestaties had mede ten doel om deze differentiatie mogelijk te maken. De farmacie was altijd een sector waar iedereen hetzelfde deed en dat was ook logisch. Apothekers werden afgerekend op het verstrekken van geneesmiddelen en dat gingen ze dan ook doen. Als je wordt afgerekend op het bouwen van huizen, ga je huizen bouwen. De systeemverandering richting prestatiebekostiging is juist bedoeld om de eenheidsworst die het ooit was om te buigen naar een rijk, gedifferentieerd farmacielandschap. Daar profiteert iedereen van, patiënten, samenleving, en uiteindelijk ook de apothekers zelf.’
Bewustzijn
Ondertussen zullen de uitgaven aan de zorg de komende jaren blijven groeien. Beperking van die groei is ongetwijfeld de grootste uitdaging waar elke minister van VWS, of dat nu Schippers is of iemand anders, straks in het nieuwe Kabinet voor staat. Schippers windt er ook geen doekjes om: de zorg wordt veel te duur. ‘We zien dat steeds meer geld naar de zorg gaat, zowel op het niveau van de individuele huishoudens als op het collectieve niveau van de Rijksoverheid. Bij ongewijzigd beleid is een gemiddelde werknemer straks 40 procent van zijn inkomsten kwijt aan de zorg. Nu is dat al 25 procent. De zorg eet kortom steeds meer weg van andere beleidsterreinen, zoals defensie, onderwijs of politie. De aanschaf van één JSF-toestel staat qua kosten gelijk aan één ochtend zorgkosten. Het ministerie van VWS heeft dat dit voorjaar uitgerekend en gepubliceerd in het rapport ‘De zorg: hoeveel extra is het ons waard?’ [zie kader] Maar wat er in de zorg ook gaat gebeuren, twee vragen staan voor mij centraal. Ten eerste: hoe houden we de kosten betaalbaar, met minder handen aan het bed, en ten tweede: hoe behouden we de solidariteit in het zorgstelsel? Want de gezondheidszorg moet ook toegankelijk blijven voor degenen die minder verdienen en de pech hebben chronisch ziek te zijn en dus regelmatig een beroep moeten doen op dure zorg. Dat gaat niet vanzelf en het betekent dat we echt wat moeten doen. In ieder geval niet meer zorg verlenen en gebruiken dan nodig, en ook niet duurder dan nodig. Dat geldt voor consumenten, patiënten, artsen en apothekers. Kortom, voor iedereen.’
De zorg: hoeveel extra is het ons waard?
Tijdens de begrotingsbehandeling VWS in november 2011 heeft minister Schippers de Tweede Kamer toegezegd een in toegankelijk Nederlands geschreven rapport over de macro-haalbaarheid van de gezondheidszorg te publiceren. Juni 2012 verscheen dit rapport onder de titel De Zorg: hoeveel extra is het ons waard? Het rapport maakt eens te meer duidelijk hoezeer de zorguitgaven sinds de jaren 50 zijn gestegen: in euro’s, als aandeel van ons nationaal inkomen en als aandeel van de overheidsuitgaven. Zo stegen de zorguitgaven de afgelopen tien jaar met maar liefst 4,4 procent per jaar, inflatie niet meegerekend. De verwachting is dat deze zorguitgaven sterk blijven stijgen. Het Centraal Planbureau (CPB) voorspelt dat de zorg groeit met 2,6 tot 4,2 procent per jaar. Volgens het RIVM kan dat zelfs tot 5 procent per jaar zijn.
Nederlanders geven ruim 67 miljard euro per jaar uit aan (collectief verzekerde) zorg. Dat betekent dat een volwassene gemiddeld 4826 euro per jaar betaalt aan zorg. Daarnaast is er zorg die we zelf, zonder verplichting, aanschaffen, zoals de aanvullende verzekering. Tellen we deze zorg ook mee, dan geven we in totaal 13,2 procent van alles wat we in Nederland verdienen uit aan zorg. Groeien de zorguitgaven net zo hard als de afgelopen 10 jaar dan is dat zelfs 31 procent in 2040. Een doorsnee gezin betaalt ruim 11.000 euro per jaar aan zorg. Blijven de zorguitgaven net zo hard stijgen als de afgelopen tien jaar dan betaalt een doorsnee gezin in 2040 bijna de helft van zijn inkomen (47 procent) aan zorg.
Zie: www.rijksoverheid.nl