Nieuw beleid is nodig om de uitgaven aan geneesmiddelen te beheersen, stellen de Autoriteit Markt en Consument (ACM), de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en het Zorginstituut Nederland (ZIN). Daartoe gaan deze drie organisaties intensiever samenwerken. Het gaat hier om geneesmiddelen met een hoge prijs en om geneesmiddelen met een hoge budgetimpact.
Hiervoor hebben deze partijen een gezamenlijke werkagenda vastgesteld, die zij gaan uitvoeren met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De Tweede Kamer had in een motie de organisaties daartoe overigens opgeroepen.
Geen sinecure
‘Door als partijen samen op te trekken, verwachten wij meer te bereiken’, stellen de drie bestuursorganen. Ze beseffen dat het geen eenvoudige opgave is waarvoor ze zich gesteld zien. Zoals ze zelf opmerken: ‘Het inperken van de vrijheid van fabrikanten om te hoge geneesmiddelenprijzen te vragen, zal weerstand oproepen. Als fabrikanten hogere prijzen vragen dan maatschappelijk aanvaardbaar, dan kan het gebeuren dat deze geneesmiddelen niet beschikbaar komen in Nederland. Dit kan vragen oproepen bij patiënten, voorschrijvers, media en/of politici.’ Desondanks denken ze dat meer grip op de geneesmiddelenprijzen en uitgaven van geneesmiddelen nodig is voor de houdbaarheid van de zorg.
Twee thema’s centraal
De aanpak richt zich op twee hoofdthema’s:
1. Een kader voor maatschappelijk aanvaardbare prijzen en uitgaven van geneesmiddelen, om aan de hand daarvan te kunnen vaststellen wat een maatschappelijk verantwoorde prijs voor een geneesmiddel is.
2. Maatregelen voor het versterken van concurrentie van geneesmiddelen onderling omdat de inzetbaarheid van meerdere concurrerende geneesmiddelen vaak leidt tot prijsdaling.
Actief volgen
Naast de twee hoofdthema’s heeft de werkgroep enkele andere onderwerpen geïdentificeerd die eveneens belangrijk zijn voor het vergroten van grip op geneesmiddelprijzen en uitgaven van geneesmiddelen, zoals beheerste pakketinstroom, gepast gebruik en effectiviteit. Omdat andere partijen daar reeds op inzetten, vormen deze onderwerpen (nog) geen onderdeel van deze werkagenda, maar de werkgroep volgt wel actief de voortgang. ‘Afhankelijk van de noodzaak kunnen ze alsnog aan de gezamenlijke werkagenda worden toegevoegd’, aldus de opstellers van de werkagenda.