De Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) en de Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (VPH) gaan in beroep tegen de prestatie- en taakbeschikking van de NZa. Afgelopen augustus hebben ze daartegen al bezwaar aangetekend bij de NZa zelf, maar dat bezwaar heeft de zorgautoriteit ongegrond verklaard. Daarop nemen LHV en VPH juridische vervolgstappen.
Het bezwaar van LHV en VPH tegen de prestatie- en taakherschikking van de NZa betreft met name de volgende drie punten:
• Het schrappen van de mogelijkheid om intensieve zorg te kunnen declareren bij visites aan patiënten met een (verdenking op) COVID-besmetting;
• Geen tussentijdse aanpassing van de praktijkkostenvergoeding;
• Het schrappen van de vergoeding voor OPEN.
Na afwijzing nu in beroep
De NZa heeft vorige maand met een zeer uitgebreide toelichting dit bezwaar op alle punten ongegrond verklaard. De LHV en VPH zijn van mening dat de motivering van de beslissing van de NZa om de bezwaren ongegrond te verklaren erg mager is en in sommige gevallen zelfs uitgaat van onjuiste veronderstellingen. Daarom hebben ze – na een zorgvuldige afweging – besloten om beroep in te stellen tegen de beslissing van de NZa, bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb).
Tarieven onvoldoende dekkend
‘Met de huidige grote druk op de huisartsenzorg is het extra belangrijk dat er geen nieuwe problemen worden gecreëerd. De tarieven zijn onvoldoende dekkend vanwege de sterk gestegen praktijkkosten’, stelt LHV-voorzitter a.i. Aard Verdaasdonk. ‘Laten we dus niet op een kostenonderzoek wachten: de tarieven moeten tussentijds omhoog.’