De apotheker moet zich tegenwoordig duidelijk profileren als zorgverlener. Slimme ICT-toepassingen kunnen hierbij een goed hulpmiddel zijn.
FarmaMagazine sprak met professionals achter drie van de meest gebruikte progamma’s: MeMO, GFZ en NControl. In dit nummer bijt Eric Hiddink, een van de bedenkers van MeMO, het spits af.
Zorg slimmer inrichten
“Door goed gebruik van zorg-ICT kun je processen in de zorg slimmer inrichten waardoor je minder mensen en minder geld nodig hebt, maar wel betere resultaten bereikt.” Dit is het uitgangspunt van Eric Hiddink, apotheker en bedrijfskundige bij Health Base in Houten. Health Base is het kenniscentrum dat verantwoordelijk is voor de vakinhoudelijke content in de systemen van PharmaPartners, leverancier van onder meer Pharmacom.
Targeting
Volgens Hiddink is het belangrijk dat zorg-ICT ondersteuning biedt bij targeting, taakdelegatie en zelfmanagement. “Een essentiële vraag is: Welke patiënt heeft welke behandeling nodig op welk moment? Door verregaande protocollering krijgen veel patiënten een ‘one size fits all behandeling’. Dat is niet effectief, omdat de een dan te veel aandacht krijgt, en de ander te weinig. Je kunt ICT in de zorg gebruiken voor wat ik noem ‘targeting’: op zoek gaan naar de juiste patiënten voor de juiste behandeling. Dat is de eerste stap naar optimalisatie van het gebruik van mensen en middelen.”
Taakdelegatie
Optimale taakdelegatie gaat uit van een werkwijze waarbij de taken zodanig verdeeld worden dat iedere zorgverlener die dingen doet die de meeste waarde toevoegen in de zorgketen. Dat lukt alleen als je de informatie deelt binnen multidisciplinaire samenwerkingsverbanden. “Er worden in de zorg vaak dingen dubbel gedaan, omdat iemand verderop in de keten er geen weet van heeft dat een andere zorgprofessional het al gedaan heeft. Dat heeft enerzijds te maken met domeindenken, maar anderzijds ook met het simpelweg niet kunnen delen van informatie. En dat ‘kunnen’ is niet zozeer een technisch probleem, die techniek is er heus wel, maar meer dat men er nooit aan gedacht heeft of het nut er niet van inziet.”
Zelfmanagement
Zelfmanagement is een modieus containerbegrip, vindt Hiddink, maar hij ontkomt nou eenmaal niet aan het gebruik ervan. “Ik interpreteer het als het ondersteunen van de patiënt om zelfstandig beslissingen te kunnen nemen. Door het via ICT gericht delen van informatie tussen patiënt en zorgprofessional kan de patiënt meer participeren in zijn eigen behandeling en/of het aanpassen van zijn leefstijl om zodoende het zorgproces beter te laten verlopen. Het is heel hot momenteel. Zorgverzekeraars stimuleren het flink, en dat is verklaarbaar want het is ook een vorm van taakdelegatie: je delegeert een deel van de behandeling naar de patiënt en die is de goedkoopste behandelaar in de keten.”
Werken met bestaande elementen
In 2005 startten Hiddink, samen met Ada Stuurman, apotheker en wetenschappelijk adviseur van Health Base, en consultant Ellen Vergouwen van PharmaPartners, met MeMO, Medicatie Monitoring en Optimalisatie. “Het is een manier van werken met bestaande elementen van het AIS van Pharmacom. MeMO gebruikt de modules Eerste en Tweede Uitgifte Begeleiding (EUB/TUB), het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) en de Q-module (voor het maken van patiëntenselecties). De apotheek hoeft dus geen nieuw programma aan te schaffen.” MeMO behelst een gestructureerde en geprotocolleerde begeleiding van EUB/TUB en aansluitend een actieve monitoring van de farmacotherapie. Van de circa 1100 apotheken die werken met Pharmacom hebben inmiddels enkele honderden de geaccrediteerde MeMO-training gevolgd. “In de dagelijkse praktijk draait een apotheek maandelijks een aantal searches op zijn patiëntenpopulatie. Stel, je hebt 1000 diabeten. Op jaarbasis komt circa 20% daarvan uit de screening als patiënt met wie mogelijk wat aan de hand is. De professional – apotheker, farmaceutisch consulent of farmakundige – kijkt hiernaar en dan blijkt in de praktijk dat bij de helft, dus 100, een interventie gedaan moet worden. De kracht zit hem erin dat de zorgverlener de patiënt zelf selecteert en dan vervolgens contact opneemt. In het begin was er koudwatervrees, sommige apothekers vonden het soms moeilijk om de patiënt telefonisch te benaderen, maar dat veranderde snel door de positieve respons van patiënten. Inmiddels is er zo’n zes jaar ervaring, en we merken dat patiënten deze aanpak heel erg waarderen. Je moet wel open vragen stellen, in de trant van: ‘We zien hier iets dat we niet verwachten, daar willen we graag meer over weten.’ En dan komen patiënten met verklaringen, en blijkt het vaak om onwetendheid en onzekerheid te gaan, of heel eenvoudige zaken als een veranderde routine (‘Vroeger lag die pil in mijn la op het werk, maar ik ben met pensioen.’). Chronisch geneesmiddelengebruik is nou eenmaal ontzettend moeilijk, net zo moeilijk als andere gedragsveranderingen als stoppen met roken of meer bewegen. Bovendien krijgen mensen die met een chronische ziekte worden geconfronteerd vaak een enorme informatiedouche. Dan is het niet verbazingwekkend dat de informatie over het geneesmiddel niet direct beklijft. Door de inzet van MeMO kan je dit effectief ondervangen.
Wetenschappelijke onderbouwing
Het gebruik van zorg-ICT ziet Hiddink als een interventie. “Daarom moet je het gebruik van een ICT-toepassing op dezelfde manier bekijken als de inzet van een nieuw geneesmiddel: je moet het langs een meetlat leggen.” Vanaf de start in 2005 zijn de resultaten van MeMO daarom gemeten, waarbij we economische, klinische, en patiëntenuitkomsten meewegen (de zogenaamde ECHO-systematiek, Economical, Clinical & Humanistic Outcomes). “De ICT bestond al, maar de innovatie van MeMO zit hem in zowel het gebruik van de toepassing om het zorgproces te verbeteren als het feit dat we er meteen wetenschappelijk onderzoek aan hebben gekoppeld, zodat we onderbouwde resultaten kunnen laten zien. We wilden ondermeer weten: wat doet het, gebruiken patiënten hun medicijnen beter, hebben ze minder last van onderliggend lijden, levert het economische winst op?” Een greep uit de uitkomsten: Door het toepassen van MeMo gebruiken chronische patiënten hun medicatie beter, ze zijn tevredener en behalen gezondheidswinst waardoor er ook in economisch opzicht duidelijke besparingen optreden. “Health Base gaat nu de focus leggen op het publiceren van de onderzoeksresultaten zodat deze meer bekendheid krijgen”.
Daarnaast leveren de studies ook nieuwe inzichten op. Zo lijkt de tweede uitgifte begeleiding veel belangrijker dan de eerste uitgifte bij chronisch geneesmiddelgebruik voor goed geneesmiddelgebruik. Die kennis kunnen we toetsen in nieuwe trajecten. Zo lijkt het mij erg interessant om te kijken naar het effect van de gecombineerde inzet van een Farmaceutisch consulent en een POH-er bij een tweede verstrekking. Mogelijk gaan we dit onderzoeken in nieuwe MeMO-trajecten”.