Joël Gijzen is tevreden. De contractonderhandelingen met de apothekers verlopen voorspoedig, ondanks de grote stelselwijzigingen per 1 januari 2012.
En de geneesmiddelenprijzen blijven beheersbaar. Maar losse eindjes zijn er ook. Zo komen de vernieuwingen in de farmaceutische patiëntenzorg in de contractbesprekingen nog nauwelijks uit de verf.
Een pur sang zorgverzekeraar, dat is CZ, met 3,3 miljoen cliënten in omvang de derde zorgverzekeraar van Nederland. Je kunt er dus niet terecht voor een opstal- of inboedelverzekering of het regelen van je bankzaken, zoals bij all-in verzekeraars zoals Uvit of Achmea wel mogelijk is. Dat is een bewuste keuze, legt directeur Zorg Joël Gijzen uit. “We zijn in alle vezels van onze organisatie, vanaf de top van de organisatie tot aan de postkamer, alleen gefocust op zorg. En onze claim is dat dat ten goede komt aan de kwaliteit ervan. Bovendien hoeven we niet bevreesd te zijn voor strijdige belangen. Stel dat we maatregelen nemen die weliswaar goed zijn voor de samenleving, maar op de kortere termijn minder prettig voor onze cliënten, dan hoeven we niet bang te zijn dat zij hun inboedel- of autoverzekering bij ons opzeggen. Want die hebben we niet. Al zit er ook een kwetsbaarheid in het model. Klanten kunnen hun verzekeringen per jaar bij ons opzeggen, als ze niet tevreden zijn over onze prestaties. En als dat massaal gebeurt, hebben we niets meer.”
Dat kan gebeuren, maar Gijzen is ook daar niet bang voor. Daarvoor presteert CZ te goed. Al doet dat alles wel een extra appèl op de zorgverzekeraar om goed te blijven presteren en de ontwikkelingen in de zorgmarkt op de voet te blijven volgen. Bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat de zorgkosten niet teveel uit de pas lopen bij de andere verzekeraars. “Scherpe premie en optimale kwaliteit van zorg, daar draait het om, en daar zijn we dus ook scherp op. Dat is voor premies trouwens eenvoudiger dan voor kwaliteit van zorg. We zien allemaal in één oogopslag wat we maandelijks aan premie moeten betalen, maar hoe meet je de kwaliteit van zorg? Toch weten wij daar veel over, en die kennis gebruiken we ook in onze contractonderhandelingen met zorgaanbieders. We kijken bijvoorbeeld naar de richtlijnen van de medische beroepsbeoefenaren en vertalen dat naar een overeenkomst met een ziekenhuis. Stel dat een ziekenhuis een bepaalde cardiologenrichtlijn niet volgt, dan sluiten we met dat ziekenhuis geen contract. Dat doen de andere verzekeraars ook, maar wat ons van hen onderscheidt is dat we ook willen dat deze richtlijnen voldoende ambitieus zijn. Zo leiden consensusrichtlijnen niet altijd tot de beste kwaliteit van zorg. De Nederlandse richtlijnen voor de behandeling van borstkanker strookten bijvoorbeeld niet met datgene wat internationaal de wetenschappelijke standaard was. Dat weten we, want we hebben voldoende professionals in huis die dat voor ons bijhouden. België heeft al jaren geleden de Europese richtlijn voor de behandeling van borstkanker vertaald in wetgeving. Deze richtlijn schrijft voor dat alleen ziekenhuizen die tenminste 150 borstkankerbehandelingen per jaar doen, deze behandelingen mogen uitvoeren. Ook voor Nederland zou dat wenselijk zijn, maar dat heeft tot gevolg dat veel Nederlandse centra geen oncologische zorg meer mogen verlenen. Daar deinst men voor terug. Met andere woorden: wij baseren onze contracten mede op de richtlijnen van de medische beroepsgroepen, maar wij toetsen ook of deze richtlijnen voldoende ambitieus zijn; en of ze beantwoorden aan de internationale standaard.”
Kritiek
Over contracten gesproken, Gijzen is te spreken over de relatief goede contractstatus in de farmacie, ondanks alle wijzigingen die per 2012 van kracht zijn, zoals de vrije prijzen voor geneesmiddelen en de invoering van prestatie-indicatoren. “We hebben relatief veel apotheken in de nieuwe systematiek kunnen contracteren en de verzekerden van voldoende zorg in natura kunnen voorzien. Ondanks de grote stelselwijziging en zonder dat de prijzen voor geneesmiddelen de pan uit zijn gerezen. Misschien komt dat door een zelfcorrigerend effect van de apotheken. Ik denk dan in eerste instantie aan de ketenapotheken. Zij hebben over het algemeen een rationeler bestuursmodel dan de zelfstandige apotheker, en hun horizon reikt ook verder. De ketenapotheken begrijpen dat als ze de prijzen van geneesmiddelen nu in één keer fors verhogen, ze zich daarmee over twee, drie jaar in de vingers snijden. De niet-keten apotheken kijken op hun beurt naar wat de ketenapotheken doen en passen daarop hun prijzen aan. Ze willen zich immers niet uit de markt prijzen.”
Veel apothekers hebben kritiek geuit op de contractonderhandelingen met de zorgverzekeraars. Zij vinden dat het de zorgverzekeraars daarbij vooral ging om de prijs voor de geneesmiddelen. De uitwerking van prestatie-indicatoren zoals de medicatie- of polyfarmaciecheck kwam tijdens de onderhandelingen onvoldoende uit de verf. “De apothekers hebben daar wel gelijk in. Wij hebben ervoor gekozen om ons eerst op de medicijnkosten te richten. Dat vormt de bulk van de apotheekkosten en we willen dat onze verzekerden ook op de langere termijn hun medicijnen kunnen blijven betalen. Nu dat goed is geregeld, kunnen we ons bezighouden met verbeteringen in de farmaceutische patiëntenzorg. We vinden dat we daaraan extra kwaliteitseisen mogen stellen, als je daarvoor als apotheker extra betaald wenst te worden. Apothekers moeten daarvoor bijvoorbeeld goed zijn opgeleid. En we zijn niet van plan om elke differentiatie binnen de farmaceutische patiëntenzorg bij elke apotheek in te kopen. We praten over specialistische zorg, vergelijkbaar met de specialistische ziekenhuiszorg. Voor een eenvoudige heupoperatie ga je naar het ziekenhuis in de buurt, maar voor een complexere schouderprothese kies je voor een ziekenhuis dat daarin is gespecialiseerd. Zo zal het ook hier gaan.”
Inkomenspolitiek
Selectieve contractering dus, waarbij alleen in farmaceutische patiëntenzorg geschoolde apothekers voor een contract in aanmerking komen. Gijzen betwijfelt overigens of een apotheker zowel de terhandstelling als de farmaceutische patiëntenzorg goed kan uitvoeren. “Volgens mij is dat lastig. Je moet als zelfstandige apotheker al zoveel doen, dat ik niet denk dat je dan nog tijd over hebt voor specialisatie binnen de farmaceutische patiëntenzorg die verder gaat dan wat in de terhandstelling is opgenomen. Apothekers die denken dat ze het allebei kunnen, adviseer ik om dat te documenteren. Laat zien dat je de expertise hebt. Wanneer je een extra product aanbiedt en daarvoor aanvullend betaald wilt worden, dan behoor je ook te kunnen aantonen dat je daarvoor extra gekwalificeerd bent. Ik zie vooralsnog echter weinig apothekers die daarin voldoende geschoold zijn, en dat is ook logisch. Apothekers zijn tot nu toe vooral bezig geweest hun bedrijfsvoering veilig te stellen, uit angst dat ze mogelijk niet gecontracteerd worden. Nu de ergste onrust voorbij is, zullen zij zich meer op de farmaceutische patiëntenzorg kunnen richten. Voor sommige apothekers kan dat betekenen dat ze zich volledig gaan toeleggen op de farmaceutische patiëntenzorg. Apothekers zullen zich de komende jaren steeds vaker de gewetensvraag stellen: ben ik een retailer of een zorgverlener? En ook de premiebetaler zal zich steeds vaker afvragen of hij nu betaalt voor terhandstelling of voor patiëntenzorg. Zulke vragen worden vanaf 1 januari 2013 actueel, want dat is wat ons betreft een voor de hand liggend startmoment om vorm en inhoud te gaan geven aan de differentiatie tussen retail en farmaceutische patiëntenzorg.”
Ondertussen is het Kabinet gevallen, maar daarmee zijn de problemen in de zorg niet van de baan. Want bezuinigd zal er toch moeten worden, linksom of rechtsom. Gijzen spreekt zich er niet over uit waar volgens hem die bezuinigingen zouden moeten plaatsvinden. “Dat is momenteel ook een discussie binnen onze brancheorganisatie Zorgverzekeraars Nederland (ZN). Moeten zorgverzekeraars hierin stelling nemen of niet? Wij vinden van niet, want anders voeren we inkomenspolitiek en dat is een taak van de overheid. We voeren als zorgverzekeraar een publieksrechtelijke regeling uit, de Zorgverzekeringswet, en het is aan de overheid om te bepalen hoe het zorgverzekeringspakket er straks uit ziet, of er eigen bijdragen moeten komen enzovoort. Wij hebben daar geen mening over. Maar we kunnen wel de effecten laten zien van overheidsmaatregelen. Zo kan het verzekeringstechnisch beter mogelijk zijn om een eigen bijdrage te vragen voor de acute zorg, denk aan de behandeling van een gebroken arm, dan voor de chronische zorg. We moeten voorkomen dat een diabetespatiënt een van de twee jaarlijkse controles zou overslaan omdat hij daarvoor een eigen bijdrage moet betalen. We willen niet dat patiënten zorg gaan mijden vanwege eigen bijdragen. Die discussie wordt nu ook gevoerd bij de huisartsen. Een huisartsenconsult is nu nog gratis, maar als dat straks negen euro is, komt de patiënt met kinkhoest misschien niet meer langs. Of pas een half jaar later, maar dan heeft hij intussen al de hele buurt aangestoken. Je hebt dan enerzijds negen euro bezuinigd, maar anderzijds veel maatschappelijke schade veroorzaakt. Dat zijn complexe discussies, en de antwoorden daarop zijn nog niet zomaar gevonden.”
Dit is een artikel uit FarmaMagazine nr 4 2012
Tekst: Michel van Dijk
Fotografie: Frank Groeliken