Minister Helder voor Langdurige Zorg en Sport verruimt voor de boekjaren 2022 en 2023 de openbaarmakingstermijnen voor de jaarverantwoording Wtza door zorgaanbieders. De verplichting voor die jaarverantwoording blijft echter wel van kracht en daarmee ook de buitenproportionele toename van de regeldruk in apotheken en huisartsenpraktijken.
De minister heeft het uitstel bekendgemaakt in een brief aan de Tweede Kamer. Met de op 1 januari 2022 in werking getreden Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) is de openbare jaarverantwoording verplicht voor álle zorgaanbieders in de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg). Ook kleine(re) zorgaanbieders zoals huisartsenpraktijken en openbare apotheken moeten dus op deze wijze financiële verantwoording afleggen.
Administratieve lastendruk
Eerstelijnspartijen, waaronder de LHV en KNMP, hebben vanaf het eerste uur geageerd tegen deze gegevensuitvraag voor eerstelijnspraktijken, omdat het leidt tot enorme administratieve lastendruk. Ze hebben gepleit voor een uitzonderingspositie voor de eerste lijn en/of kleinere zorgaanbieders tot een bepaalde omzetgrens, maar dit is vooralsnog tevergeefs. Wel heeft het ministerie van VWS de verplichte accountantsverklaring bij de jaarverantwoording geschrapt voor kleine zorgaanbieders met een netto-omzet onder de 12 miljoen euro. Dat verandert niets aan de bestaande publicatieplicht voor bv’s, waaronder dus veel apotheken.
Nieuwe data
Inmiddels is er nu dus tijdelijke verruiming van de openbaarmakingstermijn voor 2022 en 2023. De jaarverantwoording over het boekjaar 2022 moet uiterlijk 31 december 2023 openbaar worden gemaakt (dat was 1 juni 2023) en over boekjaar 2023 uiterlijk 1 oktober 2024 (was dat 1 juni 2024).
Niet te volgen besluit
Overigens geldt deze verruiming alleen voor bestaande en niet voor nieuwe zorgaanbieders. De minister stelt dat nieuwe zorgaanbieders geen extra tijd nodig hebben, omdat zij bij de start reeds rekening hebben kunnen houden met de nieuwe wet- en regelgeving omtrent de jaarverantwoording. Vanwege het tekort aan zorgprofessionals in de eerste lijn vinden onder andere de LHV en KNMP dit een niet te volgen besluit.