De contracteerronde 2014 nadert de ontknoping. De verwachting is nog steeds dat de meeste apotheken in de loop van november hun zaken zullen doen. Daarna is het wachten tot de details van de diverse collectieve contracten naar buiten sijpelen. De inhoud van deze contracten leidt vandaag de dag tot heftige onderlinge discussies, zowel binnen als buiten de collectieven. Men is uiteraard ook nieuwsgierig naar wat de buurman aan extra’s denkt te ontvangen. Een dubbeltje op het tarief hier, vijf cent daar, iets minder aftopping en dan natuurlijk de plussen op extra FPZ, die het jaar daarop vaak tot even heftige discussies leiden maar dan tussen de collectieven en de verzekeraars over de behaalde resultaten.
Toch bekruipt mij, als deelnemer aan één van deze collectieve onderhandelingstafels, regelmatig het gevoel dat we een belangrijk deel van de clou missen. Natuurlijk vecht ieder collectief voor het beste resultaat voor de eigen achterban. De ronkende persberichten die collectieven en verzekeraars gezamenlijk uitsturen, getuigen van wederzijdse vreugde over de geweldige zorg die geleverd gaat worden en suggereren dat er fantastische contracten zijn afgesloten. Dit is echter slechts een rituele dans. Verzekeraars laten weten dat x% van de markt binnen is en verhogen zo de druk op de achterblijvers. En collectieven maken via deze persberichten graag goede sier naar de achterban; sluit je aan en de problemen worden voor je opgelost. Het schrijnende is echter dat de afgegeven boodschap steeds meer in contrast staat tot de trends die koele rekenaars zoals Ed Brouwer afleiden uit de cijfers van hun apotheekklanten, van wie er velen zijn aangesloten bij dezelfde juichende collectieven. Ed Brouwer geeft zelfs aan dat het wel eens een historisch slecht jaar kan worden (lees hiervoor het artikel op pagina 14).
Als we ons het budget voor farmaceutische zorg even voorstellen als een taart dan is de situatie nu dat de onderhandelingscollectieven daar zo snel mogelijk een zo groot mogelijke punt voor zichzelf proberen uit te snijden met als gevolg (of moeten we zeggen als doel?) dat er voor anderen minder overblijft. Op korte termijn misschien goed voor de concurrentiepositie van de eigen club maar op lange termijn dodelijk voor de winstgevendheid van de sector als geheel. Want wie kan zich in zo’n speelveld nog bekommeren over de grootte van de taart zelf? Die wordt tegenwoordig dan ook geheel uit het zicht gebakken door de verzekeraar naar eigen recept. Structureel en constructief overleg met de sector over de hoogte van het budget is er niet.
Volgens mij is het tijd dat de zelfstandige apothekers en de collectieven zich bezinnen over de gang van zaken en over een aantal kwesties de koppen bij elkaar steken. Het moet mogelijk zijn om binnen het kader van de mededingingswetgeving met elkaar vast te stellen wat de gemiddelde apotheek aan basiszorg en diensten behoort te verlenen en welke kosten daarmee gemoeid zijn. De KNMP en de collectieven kunnen gezamenlijk zo’n model optuigen. Dit zou vervolgens voor iedereen een uitgangspunt kunnen zijn om de basiscontracten aan te toetsen. Als collectieven daarnaast echt in staat zijn om goede innovatieve zorgprojecten in de markt te zetten en indien verzekeraars daar ook echt geïnteresseerd in zijn, blijft er genoeg ruimte over om te concurreren op pluscontracten. Als de huidige situatie voortduurt wordt het voor alle apotheekbedrijven, collectief georganiseerd of niet, elk jaar lastiger.
Column: Jan Dirk Jansen