
Recent was ik voor werk op Texel. Het zal een uur of zeven geweest zijn dat ik vanuit strandpaviljoen Paal 17 naar de ondergaande zon keek. In mijn zichtlijn zat een grijs bolletje met twee oren, hoorapparaat en grote kale plek waar ooit wel haar gezeten zal hebben. Wat er nog wel zat was pluizig. Er zat ook iets tegenover hem wat op een vrouw leek. Ze stonden op ‘standje zwijg’. Het kostte ze geen moeite op vakantie anderhalf uur niets tegen elkaar te zeggen. Een zwijghuwelijk heet zoiets, geloof ik. Mijn grootste angst.
Maar soms begrijp je het wel. Vrouwen kunnen crèmes smeren wat ze willen, maar hier zie ik zelfs van een afstand dat het niet heeft geholpen. Ze zijn wellicht immuun voor de liefde geworden en bezweken onder de huwelijkse plichten of hoe zeg je dat netjes. Dat dit stel met de pont over mocht, is mij een raadsel. Om mij heen kijkend realiseer ik me dat dit het topje van de bejaardenberg is. Hier is voor Pia Dijkstra en haar donorwet binnenkort veel te halen. Ondertussen denk ik aan dat dunne randje cortex dat rest. Hoofdhaar wel te verstaan. Waarom groeit dat bij ons mannen het minst waar we het juist graag willen? Ik ken een cardioloog en hoor wel eens dat er bij een katheterisatie bij mannen een heel bos moet worden weggekapt. Ach, in gedachten zie ik ‘m al liggen: een wormpje dat al een eeuwigheid niet meer omhoog is gekomen. Ik moet er wel bij zeggen, dat ziekenhuis staat wel in het oosten van het land. Hier in de Randstad scheren we zo’n beetje alles weg en daarmee hebben we de schaamluis dakloos gemaakt. In Amsterdam pakken we dat nog frivoler aan. Daar zie je in het weekend mannen van 60 in een café doen alsof ze 25 zijn en een paringsdans oefenen… de volgende dag in de rij bij de GGD voor een SOA-test. Een mens is geen rationeel wezen.
Zo was er deze zomer ophef bij restaurant het Olie Geultje in Burgstede. Je kijkt daar uit over de Oosterschelde. Prachtig uitzicht maar bereslecht eten. Oproer aan het strandje. Er lag een zeehond te sterven. Ouders en kinderen ontdaan, in tranen. De mensen van de dieren- ambulance werd agressief toegesnauwd waarom ze niet met een traumahelikopter waren gekomen. Toen de ambulance wegreed, vroeg een heftig snikkende vrouw aan mij: ‘Wat gaan ze nu met hem doen?’ Palliatief beleid, mevrouw. In werkelijkheid pakken ze uit het zicht van de menigte een hamer uit hun dieren EHBO-rugzak en slaan dat beest direct de hersens in. Althans dat hoop ik. Dat eindeloos oplappen en treiteren doen we alleen bij de menselijke soort. Dezelfde mevrouw, traantjes nog maar net droog, zit tien minuten later met haar Gooise kindertjes in het restaurant. ‘Mevrouw’ wat wilt u eten?’ ‘Doe mij maar een visje.’ Een mens is toch een raar ding.
Twee weken geleden heb ik gezeild met zorginkopers van een zorgverzekeraar. Toffe gasten, maar bikkelhard. Tenminste dat zou je denken. Bij de haven ligt een meeuw die bijna aan het einde van zijn levenscyclus is. Eenmaal aan wal, is een inkoper vier keer teruggelopen om te kijken of hij iets kon doen. Bij de lunch kreeg hij geen hap door de keel. In mijn opinie heb je dan het hart op de juiste plaats.
Hier op Texel zit ik nog achter het raam. Kijk naar het nog immer zwijgend stel. Ik denk… en denk aan ons vrijwel perfecte zorgstelsel en of deze bestand is tegen ons soort irrationele wezens. In de weerspiegeling van de ruit zie ik mezelf… ‘ik zie er nog best goed uit ‘.
Hoop doet… zweven