
Het recept is geen boodschappenlijstje, maar een richtinggever voor de apotheker. Een diagnose is meestal al voldoende zodat de apotheker als medicatiespecialist de continuïteit en kwaliteit van geneesmiddelverstrekking kan garanderen. Aris Prins, de nieuwe voorzitter van de KNMP, over de samenwerking tussen apotheker en huisarts.
“Apotheker is het mooiste vak, waar scheikunde wordt gecombineerd met menselijkheid. Op de middelbare school vond ik scheikunde en techniek geweldig. In Schotland ontdekte ik als ziekenhuisapotheker dat het voor een apotheker niet alleen gaat om medicijnen maar juist om de mensen die medicatie gebruiken. De inhoud van het vak gecombineerd met het belang om mensen écht te helpen. Die combinatie maakt ons vak zo boeiend, maar dat maakt het ook zo lastig om uit te leggen wat we nu precies betekenen in de zorg. Wat ik merk is dat de patiënt veel vertrouwen heeft in de apotheek en apotheker. Dagelijks staan onze apotheken vol met patiënten met tal van vragen. Over beschikbaarheid van medicatie, over betaalbaarheid en over betrouwbaarheid van het product. Daarnaast krijgen we vragen over het preferentiebeleid, polyfarmacie en vergoeding van medicatie. Apothekers zijn continu bezig uit te leggen wat ons door overheid en zorgverzekeraars is opgelegd in plaats van dat we echt met ons vak bezig zijn. Wat ik ook merk is dat zorgverleners een broos vertrouwen hebben in de beroepsorganisatie die hun belangen behartigt. Daar ligt dus mijn opdracht: zorgen dat de apotheker zijn toegevoegde waarde kan laten zien en het herstel van het vertrouwen in de KNMP. “
En dus stelde Aris Prins zich kandidaat om Gerben Klein Nulent op te volgen als voorzitter van de KNMP. In december vorig jaar werd Prins gekozen door de leden en is hij voorzitter van de beroepsorganisatie.
Aris Prins is openbaar apotheker. Even heeft hij geflirt met het vak van ziekenhuisapotheker. In Schotland ontdekte hij de kracht van de apotheker die niet alleen verantwoordelijk was voor de verstrekking van medicatie, hij stemde medicatie persoonlijk af met patiënten en zat letterlijk aan bed bij de patiënt. Eenmaal thuis werkte Prins als openbaar apotheker. Hij is nooit eigenaar geweest van een apotheek, maar zijn vrouw is mede-eigenaar van twee apotheken in Den Haag.
Prins ontpopte zich steeds meer als bestuurder, onder meer van de LOA, het onderdeel van de KNMP dat opkomt voor de belangen van de openbaar apotheker. En nu dus voorzitter: “We moeten stoppen met roepen dat er iets moet veranderen. We moeten zorgen dat die verandering plaats gaat vinden. En dat kan alleen van binnenuit. Als voorzitter kan ik dat veranderingsproces aanjagen.”
Wat is toegevoegde waarde van de apotheker?
“We zijn dé medicatiespecialist! Maar we opereren onvoldoende als onderdeel van het zorgproces. Ik vergelijk de zorg met een estafette waarbij iedere zorgprofessional verantwoordelijk is voor het eigen gebied. Bij de overdracht gooi je het stokje niet naar de volgende in de rij, maar je loopt gedeeltelijk samen om zo goed over te dragen. Daarin heb je vertrouwen in elkaar en geef je elkaar ruimte. Of neem de bandenwisselaars van onze Max Verstappen die in 2.8 seconden vier banden wisselen: iedereen is gefocust op dat deel waarin ze excelleren. Elkaar ruimte gunnen, vertrouwen én focussen op waar we goed in zijn, dat gebeurt nog te weinig in de zorg. Ik hoor continu dat artsen te weinig tijd hebben, dat de druk op de praktijk te hoog is, dat die druk alleen maar toeneemt. Daar is iets aan te doen: zeg als voorschrijver tegen patiënten dat de apotheker de zorgprofessional is die uitleg gaat geven over de medicatie. Dat scheelt de huisarts veel tijd die hij of zij kan besteden aan het stellen van de diagnose. Benut dus elkaars expertise. Zo werk ik ook al jaren samen met mijn huisartsen. En het werkt tot volle tevredenheid van alle ‘estafettelopers en bandenwisselaars’ in onze praktijken.”
Waarom laat de apotheker nog steeds onvoldoende zijn toegevoegde waarde zien?
“Apothekers – maar ook huisartsen – zijn te veel bezig met het hoofd boven water houden in plaats van met het leveren van zorg. Neem alleen al de dagelijkse perikelen rond de medicijntekorten. Apothekers moeten voor maar liefst 1492 verschillende medicijnen alternatieven zoeken. 1492! De apotheek is druk met overleven, de waan van de dag en heeft weinig tijd om de meerwaarde te laten zien en te vertellen.”
Hoe gaat u dat wel doen?
“Ik sta bewust vier uur per week in de apotheek en neem de dagelijkse gang van zaken mee in mijn overleggen bij VWS, zorgverzekeraars, politici en collega-bestuurders. Ik voel de last en kan daarover vertellen. In Den Haag vertel ik dat we goed samenwerken in de eerste lijn en met ziekenhuizen, maar ook dat we nog steeds bij bezorging achter een lijkwagen parkeren omdat apothekers niet de informatie krijgen dat hun patiënt is overleden. Dat levert heel vervelende situaties op aan de balie.”
Hoe kan de samenwerking tussen huisarts en apotheker dan beter?
“Maak meer gebruik van onze expertise. Een recept moet geen boodschappenlijstje zijn met exacte omschrijving van medicatie, maar meer een richtinggever voor de apotheker. Immers, door de tekorten aan grote hoeveelheden medicijnen kunnen we niet altijd het specifieke geneesmiddel dat op het recept staat afleveren. Geeft de huisarts op het recept een richting aan dan kunnen apothekers wel de continuïteit van geneesmiddelverstrekking garanderen. Een voorbeeld is hooikoortsmedicatie waar een groot tekort aan is. Laat de huisarts aan de patiënt het volgende vertellen: ‘u krijgt een oogdruppel en een tablet. Wat voor medicatie het precies is weet ik niet, dat weet de apotheker, die is immers de medicatiespecialist. Maar een ding is zeker: u komt van de hooikoorts af.’ Vervolgens gaat de apotheker met de patiënt in gesprek over die oogdruppel en die tablet. En als de patiënt dan vraagt: mijn man heeft ook hooikoorts en kreeg vorige week andere medicatie, dan kan ik uitleggen dat dat specifieke geneesmiddel niet op voorraad is. En dat deze medicijnen haar wel van haar hooikoorts afhelpen.
Recepten dus als een verwijzing en niet als een boodschappenlijstje. Dat is mijn missie. Apothekers zijn geen medebehandelaar, maar behandelaar, dat is een wezenlijk verschil. Voor de juiste behandeling die apothekers geven is een diagnose soms voldoende. Het is aan ons apothekers om daarbij het juiste geneesmiddel te verstrekken.”
Hoe zal de voorschrijver hierop reageren?
“Voor samenwerken is vertrouwen nodig. Apothekers en huisartsen die nu al lokaal goed samenwerken hebben dat vertrouwen in elkaar en kunnen afspraken maken over wat er op het recept komt te staan. Nu is de huisarts vaak de helft van het consult bezig met het uitzoeken van medicatie en uitleg over het gebruik. Als de apotheker dat stukje van de huisarts overneemt ontstaat er ruimte bij de huisarts. Het is mijn taak dit op bestuurlijk niveau gedragen te krijgen”
Hoe wilt u bereiken dat het recept gaat veranderen?
“Veranderen vereist intrinsieke motivatie om over de eigen grenzen te durven kijken en door te verwijzen. Dit moeten apothekers en huisartsen vooral samen organiseren. Ik geloof er niet zo in om nu al wettelijk vast te leggen wat er wel of niet op een recept moet staan. We moeten het vooral samen doen. Wij zijn de medicatiespecialist. En vooral: de patiënt heeft er baat bij dat wij goed samenwerken, over onze grenzen heen.”
En wie gaat dat betalen?
“Dit kunnen we binnen het bestaande financieringssysteem regelen. De apotheker behoudt zijn receptregelvergoeding, de arts krijgt meer tijd voor diagnose. Voor iedereen winst dus.”
Wat vinden zorgverzekeraars hiervan?
“Daar gaan zorgverzekeraars niet over. Bij medicamenteuze behandeling voor hoog cholesterol is een statine de eerste keuze. Alle statines zijn generiek verkrijgbaar. De arts hoeft dan alleen maar ‘statine’ op het recept te schrijven. De apotheker bepaalt in overleg met de gebruiker welke statine gekozen wordt. In deze keuze wordt, naast natuurlijk medicatiebewaking en interacties, bijvoorbeeld ook meegenomen of er meer therapietrouw verwacht wordt bij gebruik in de ochtend of juist in de avond.
De ene apotheker levert vervolgens het ene merk, de andere apotheker een ander merk. Als artsen op geneesmiddelgroep voorschrijven is er geen discussie meer over of de apotheker een spécialité of generiek aflevert, is er geen discussie over preferente middelen of medische noodzaak. Het preferentiebeleid kan blijven bestaan. Dit kan alleen binnen het huidige beleid en systeem. Wel verwacht ik lastenverlichtingen omdat we beter weten wat we op voorraad hebben. Natuurlijk, het zal nog minimaal drie jaar duren voordat het recept als verwijzing gemeengoed is. Misschien moeten er weer landelijke richtlijnen komen naast de lokale formularia.”
Ondertussen stapelen de tekorten zich op.
“De tekorten zijn een maatschappelijk probleem. Tekorten zijn niet te voorspellen en hebben een domino-effect op andere middelen. Voldoende voorraad van kritieke middelen zal lucht geven. Ik zie dan ook geen andere weg dan die minister Bruins op wil met een ijzeren voorraad. Wel moeten we specifieker kijken welke producten we echt op voorraad willen hebben.
Ondertussen moeten we een maatschappelijke discussie voeren: wat heeft de maatschappij over voor medicatie? Medicatie wordt nu beschouwd als een kostenpost in de begroting van VWS Terwijl de maatschappij veel baat heeft bij de juiste behandeling met de juiste middelen. We zijn inmiddels heel goed geworden om mensen met goedkope middelen te behandelen. Als apothekers iets meer ruimte krijgen van artsen en patiëntenverenigingen om ons werk te doen door bijvoorbeeld echt het gesprek aan te gaan over therapietrouw houden we mensen langer gezond.”
Wat heeft u over vijf jaar bereikt?
“Apothekers en huisartsen zijn dan steeds meer geïntegreerd in bijvoorbeeld gezondheidscentra. Met één balie voor arts en apotheker. Waar patiënten en burgers ook komen voor sociale hulpverlening, met verpleegkundigen die vaccineren. Een plek om samen te komen voor vragen over gezondheid en welzijn. De apotheker zal zich meer richten op preventie. Lang hebben we gedacht dat verbeteren van gezondheid leidt tot verhogen van de kwaliteit van leven. Dat is niet bij iedereen het geval. We moeten meer luisteren naar de behoefte van de patiënt. Profylactische medicatie vergroot de kans op ouder worden, maar je krijgt er wel spierpijn van. Een jongere patiënt zal die bijwerkingen accepteren, maar bij iemand van 80 jaar moeten apothekers het gesprek aangaan of statines nog wel gewenst zijn.”