Meer dan zeventig procent van de patiënten gebruikt hun inhalatie-medicatie verkeerd. Betere instructies, meer scholing en gebruik van evidence based protocollen kunnen die situatie verbeteren, stelt inhalatietechnoloog Paul Hagedoorn.
Even hoor je alleen een krachtige luchtstroom. Paul Hagedoorn zit met zijn hoofd voorovergebogen en inhaleert, om daarna kort te hoesten. Zo hoort het dus niet, demonstreert hij. Want niet bij elke inhalator moet je krachtig inademen om de medicatie diep in je longen te krijgen. “Sommige inhalatoren hebben een lage interne weerstand, krachtig inademen heeft dan geen zin. Het levert dan alleen een hoestbui of mogelijke bijwerkingen op.”
Hagedoorn kan het weten. Hij is als inhalatietechnoloog – en onderzoeker in Nederland dé expert in onderzoek, ontwikkeling en toepassing van inhalatietechnologie. Zijn onderzoeksgroep, de afdeling Inhalatietechnologie van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), is afgelopen jaar door een internationale visitatiecommissie beoordeeld als een van de top 3 onderzoekscentra wereldwijd op het gebied van inhalatietechnologie. “We ontwikkelen nieuwe typen inhalatoren,” legt Hagedoorn uit. “En we bedenken geneesmiddelformuleringen die daarbij passen. Dat is uniek, niet alleen in Nederland, ook wereldwijd.”
Toch heb je niets aan de optimale inhalator, als de patiënt niet weet hoe hij de inhalator moet gebruiken, stelt Hagedoorn. En dat patiënten dat niet weten, blijkt uit de cijfers. Die zijn alarmerend. Meer dan zeventig procent van de patiënten gebruikt op een verkeerde manier hun inhalatiemedicatie, ruim twee op de drie patiënten dus.
Misvattingen
Veel van de fouten berusten op misvattingen, zowel bij zorgverlener als patiënt. Zoals de onterechte aanname dat je altijd krachtig moet inademen tijdens de inhalatie. “We kennen vier typen inhalatoren: droog poederinhalatoren, dosis-aërosolen, soft mist inhalers en vernevelaars. Die vragen allemaal een andere manier van voorbereiding, positionering en techniek. Bij dosis-aërosolen met een voorzetkamer moet je bijvoorbeeld niet krachtig inademen. Dan schieten de deeltjes met actieve stof alle kanten op in de mond- en keelholte. Vergelijk het met een zwaar beladen vrachtwagen die op volle snelheid uit de bocht vliegt. De deeltjes komen dan niet waar ze nodig zijn, namelijk in de longen.”
Wat ook vaak mis gaat, is dat veel patiënten niet eerst uitademen voordat ze inhaleren. “We noemen onze longen luchtwegen, en dat is terecht. Ze zitten vol lucht. Die lucht moet je eerst uitademen voordat je kunt inhaleren. Doe je dat niet, dan komen de deeltjes nooit diep in de longen. Je duwt dan als het ware een prop lucht voor je uit. Dat je moet uitademen, staat weliswaar in de bijsluiter, maar slechts als regeltje op papier. Maar het is belangrijk dat de patiënt dat tijdens de instructie geleerd wordt. Hij moet het ervaren.”
Tien seconden
Veel patiënten beginnen de inhalatie met de kin op de borst, ook wel ‘borrelmethode’ genoemd. “Ze denken dat ze daarmee extra kracht kunnen zetten. Ook dat is een misvatting. De deeltjes moeten dan een scherpe hoek maken om de luchtwegen te bereiken. Dat lukt ze niet, denk maar aan die vrachtwagen. De deeltjes vliegen uit de bocht.”
Een patiënt die heeft geïnhaleerd, moet vervolgens tien seconden de adem inhouden. De deeltjes krijgen daarmee de tijd om uit te zakken en hun doel te bereiken. “Hoe kleiner de deeltjes, hoe meer tijd ze nodig hebben. De meeste patiënten doen dat onvoldoende. Ze weten het niet, of hebben er geen geduld voor. Maar het is wél nodig. En het lijkt misschien veel, maar tien seconden zijn zo voorbij.”
Hoeveel fouten ze ook maken, veel patiënten denken vaak dat ze het goed doen. “Dat komt omdat hun misvattingen vaak zijn gebaseerd op schijnbaar logische redeneringen. Het klinkt logisch om altijd krachtig in te ademen, maar soms klopt het niet.”
Longalliantie Nederland (LAN)
Patiënten worden onvoldoende in hun fouten gecorrigeerd. “Dat is een belangrijke oorzaak van verkeerd inhalatiegebruik. Longalliantie Nederland (LAN), een multidisciplinaire vereniging waarbij zorgorganisaties, patiëntenverenigingen en bedrijfsleven zijn aangesloten, riep daarom in 2014 het Nationaal Actieplan Inhalatie (NACL) in het leven. LAN formuleert daarin vijf doelstellingen, waaronder twintig procent meer rendement halen uit inhalatiemedicatie.” [zie kadertekst]
De beste manier om dat rendement te bereiken is volgens Hagedoorn: werken aan betere instructies. “We weten niet goed waarom het bij instructies zo vaak mis gaat. We doen momenteel onderzoek (www.IRWstudy.com) om dat in kaart te krijgen. Maar één ding staat vast: een apothekersassistente die bij wijze van instructie alleen de bijsluiter voorleest, doet het niet goed. Bij een goede instructie hoort dat je voordoet hoe je inhaleert, dat je de verschillende stappen uitlegt, en vooral: dat je goed uitlegt waarom al die stappen zo belangrijk zijn. Patiënten willen begrijpen waarom ze het zo moeten doen.”
Stichting IMIS
Dat zorgverleners, of dat nu huisartsen, longverpleegkundigen of apothekersassistenten zijn, niet altijd goede inhalatie-instructies geven, komt doordat ze er onvoldoende in geschoold zijn, vermoedt Hagedoorn. “Toch zijn er goede scholingsmogelijkheden. Sinds enkele jaren bestaat de Stichting Inhalatie Medicatie Instructie School (IMIS). Dat is een stichting zonder winstoogmerk die streeft naar beter gebruik van inhalatiemedicatie door training van zorgverleners en het maken van protocollen. Stichting IMIS werkt landelijk en heeft tachtig trainers, allemaal longverpleegkundigen. Zij geven scholingen in ziekenhuizen, huisartsenpraktijken, apotheken, zorginstellingen en verzorgingstehuizen.”
De scholing van IMIS is gebaseerd op de meest recente wetenschappelijke inzichten, legt Hagedoorn uit. “Daar komt bij dat de IMIS-scholing uitgaat van de LAN-protocollen. Dat zijn evidence based protocollen over inhalatiegebruik, je kunt ze vinden op www.inhalatiegebruik.nl. Ik adviseer apothekers en apothekersassistenten ook om de IMIS-scholing te volgen en de LAN-protocollen te gebruiken. Dan weten ze zeker dat ze goede én wetenschappelijk onderbouwde informatie geven aan de patiënt.”
Zorgatlas Inhalatie-instructies
Dat is des te meer belangrijk omdat er veel verkeerde informatie, foute protocollen en onjuiste instructiefilmpjes te vinden zijn op internet. “Dat is lastig omdat patiënten – en ook sommige zorgverleners – niet goed kunnen beoordelen wat goed en fout is. Ze plukken allerlei informatie van het internet, zonder te weten of deze wel klopt.”
Ook daarom doet Hagedoorn veel aan kennisoverdracht over inhalatie-gebruik. Hij geeft lezingen en workshops, en schreef afgelopen jaar twee praktijkboeken over de do’s and don’ts bij inhalatiemedicatie. “Daarnaast maken we steeds vaker gebruik maken van visuele informatie. We hebben bijvoorbeeld een Zorgatlas Inhalatie-instructies gemaakt voor zorgverleners en patiënten, waarin de stappen in het inhalatieproces worden afgebeeld. Momenteel ontwikkelen we apps en instructiefilmpjes. Allemaal gebaseerd op de LAN-standaarden.”
Herhaalde instructie
Er zijn goede en minder goede inhalatoren, legt Hagedoorn uit. “Maar de vuistregel is: de beste inhalator is die inhalator die het beste past bij die specifieke patiënt. Dat kan voor de ene patiënt een andere inhalator zijn dan voor de andere patiënt. Je moet aan een patiënt met coördinatieproblemen geen inhalator voorschrijven waarbij hij meerdere handelingen tegelijk moet uitvoeren. Dat is voor hem niet de meest geschikte inhalator. Maar misschien wel voor de patiënt die na hem op het spreekuur komt.”
Ja, er worden dus veel fouten gemaakt bij inhalatie-gebruik. Een manier om daar iets aan te doen, is de instructie na verloop van tijd nog eens te herhalen. “Ik zou de patiënt na de eerste instructie vragen om na een week terug te komen. En hem dan te laten zien hoe hij de inhalatiemedicatie gebruikt. Eventuele fouten kun je dan alsnog corrigeren.”
Die herhaalde instructie vindt onvoldoende plaats, stelt Hagedoorn. “Voorschrijvers schrijven te snel een ander type inhalator voor als de patiënt klachten heeft. Zonder eerst te controleren hoe de patiënt de inhalatie uitvoert. En vervolgens gaat het wéér fout. Met alle gevolgen van dien: de patiënt gaat hoesten, krijgt wellicht schimmelinfecties in zijn keel of een hese stem, want de medicatie komt op de verkeerde plek terecht. En uiteindelijk stopt hij met de medicatie. Dat is jammer, want dat betekent verlies van gezondheidswinst voor de patiënt, en verlies van geld voor de samenleving. Het wordt daarom tijd dat we dit aanpakken: patiënt en samenleving hebben er recht op.” ❦
Vijf doelstellingen Longalliantie Nederland (LAN)
Doel 1: 25 procent minder ziekenhuisopnamedagen astma en COPD.
Doel 2: 15 procent minder verloren werkdagen door astma en COPD.
Doel 3: 20 procent meer rendement van inhalatiemedicatie.
Doel 4: 25 procent minder kinderen starten met roken.
Doel 5: 10 procent minder doden door astma en COPD.
www.stichtingimis.nl
www.inhalatiegebruik.nl
www.esculaapmedia.nl
Tekst: Michel van Dijk