Ik kom vaak op feestjes waar de mannen bij de mannen en de vrouwen bij de vrouwen zitten. De mannen bespreken dan mannendingen aan een tafel en de vrouwen vrouwendingen in een rondje van zitjes. Alle gasten voegen zich naar die conventie.
Toch doorbreek ik dat patroon wel eens, door mezelf in het damesterritorium pontificaal neer te laten ploffen op een zitbank met de woorden ‘Zat hier al iemand?’ Zonder het antwoord af te wachten installeer ik me dan, achteroverleunend met mijn biertje en mijn appelpunt… (Omdat ik doorgaans erg laat op dit soort feestjes arriveer, krijg ik meestal geen koffie bij het gebak, maar een flesje pils.)
Het was bij een van die gelegenheden dat ik haar ontmoette: de bibliothecaresse. Nu heb ik nooit zo over bibliothecaresses nagedacht, behalve dan in termen van nuffig, suffig en muffig, maar de schellen vielen mij al snel van de ogen. Deze bibliothecaresse wist van iedereen werkelijk het naadje van de kous. Ze kende het hele dorp en wist – eerder en beter dan de gemiddelde apotheker – precies wat hen mankeerde. Zij was namelijk degene die ieder geleend boek moest afstempelen. Iemand die met het boek ‘Pijn aan je pielemoos’ naar huis ging of met ‘Wratten en intimiteit’ vertrok dus met achterlating van flink wat verdenkingen. En ik kon daar op het feestje, schuimhappend en met appelige blik, van meegenieten.
Sinds deze ervaring kom ik ook met enig wantrouwen bij de apotheker. Ook daar wachten altijd mensen op zitjes en bankjes. En je ziet er altijd wel een bekende. De aanwezigen observeren elkaar in stilte, klaar om de ander een stempel op te drukken. Ik heb dan sterk het vermoeden dat ze thuis hun verhaal beginnen met ‘Weet je wie ik nou bij de apotheek zag…?’ en dat vervolgens de hele riedel van aannames en vermoedens over het voetlicht komt. Ik krab mezelf dan ook nooit op rare plekken bij de apotheek, ook al is de jeuk ondraaglijk. Ammehoela!
Om dezelfde reden geef ik de apotheker nooit de kans en plein public advies te geven. Ook al heb ik vragen als: ‘Hoe breng ik die zalf dan aan? Moet ik daar een spiegeltje bij gebruiken? Hoe zie ik of de kuur aanslaat, of moet mijn vriendin…?’ Ik ren liever naar huis, voor zover de aandoening dat toelaat, en bestudeer daar de sticker en de bijsluiter.
Loek Winter nam in de vorige editie van FarmaMagazine de apotheken in de tang. En hij kneep nog eens flink door ook! Dat leverde een lawine aan verontwaardiging op. Toch kon ik me alles bij zijn geschetste ideaalbeeld voorstellen: 500 super-apotheken zonder wachtrijen en anonieme afhaalpunten voor je medicijnen. Ik kreeg daar het weldadige beeld bij van zo’n grote Franse ‘Pharmacie’: een supermarktachtige drogisterij waar in een speciale corner toevallig ook nog enkele doorgestudeerde witjassen je van dienst zijn. De ‘Pharmacie’ beschouw ik tijdens mijn vakanties als toeristische attractie: uitgebreid shoppen en dan ook nog in volstrekte anonimiteit dat ene receptje meenemen. Want uitgerekend ik had weer eens een boek gelezen aan de rand van een hotelzwembad waar de voetschimmel welig tierde: ‘De lessen van de psychopaat’ van Kevin Dutton. Via internet aangeschaft natuurlijk, want ik ben niet gek. ❦
Reageren: mail naar ruudvanderdonk@triadesk.com