De huisartsen zijn de afgelopen jaren druk aan de slag gegaan met het formeren van zorggroepen. Nu worden ook de apothekers steeds actiever op dit gebied.
In ketenzorg voor chronische patiënten kunnen ze hiermee een duidelijke positie creëren voor zichzelf. Maar ook in de onderhandelingen met zorgverzekeraars kan het handig zijn, als ze zich maar aan de spelregels van de Nederlandse Mededingingsautoriteit houden.
Samenwerken tussen zorgaanbieders mag, als het maar om de inhoud gaat. De huisartsen in de regio Drenthe hadden hiervoor al een coöperatie gesticht toen de apothekers in de regio met elkaar in gesprek raakten om dit ook te gaan doen. ‘Toenmalig minister Ab Klink van VWS ging ervan uit dat de farmaceutische zorg een onderdeel zou gaan vormen van de integrale ketenzorg’, zegt Edgard Weening van Drentse Apotheek Coöperatie (DAC). ‘De apothekers waren snel enthousiast voor het idee in dit kader via een zorggroep tot uniformering van het kwaliteitsbeleid te komen als basis om klaar te zijn voor die integrale zorg.’ Alle zelfstandige apothekers nemen inmiddels deel aan DAC. ‘Voor de apotheekformules ligt het wat moeilijker omdat die hun eigen beleid hebben’, zegt Weening.’Er is geen onderscheid tussen een zelfstandige apotheker en die van een formule voor wat betreft de algemene doelstellingen van DAC, maar de wegen tussen die twee scheiden zich zodra gesproken of onderhandeld moet worden over tarieven. Een zorgmakelaar onderhandelt namens een groep van apothekers met de zorgverzekeraar. Het onderhandelen met de zorgverzekeraar over het tarief achten we geen taak van DAC. Dit laten we over aan de apothekers zelf.’
Afspraken maken
De Brabantse zorggroep Stichting Farmaceutische Zorg (SFZ) heeft die stap naar onderhandelingspartner al gezet. ‘We hebben hiervoor onder de stichting coöperaties hangen’, legt Jacco Pesser, voorzitter van de SFZ uit. ‘In iedere coöperatie zitten apotheken die niet in elkaars concurrentiegebied zitten.’ Maar ook voor de SFZ stond de zorg centraal. ‘Het was voor de huisartsengroepen ondoenlijk om ketenafspraken te maken met alle 115 individuele apotheken’, zegt Pesser. Via de zorggroep lukt het wel. Voor ongeveer dertig apotheken zijn afspraken gemaakt – inhoudelijk en financieel – voor diabeteszorg, samen met zorgverzekeraar CZ. CZ betaalt hiervoor de hoofdondernemer, de huisartsengroep, die het geld verdeelt. Afspraken met andere huisartsengroepen zijn in onderhandeling. ‘Afspraken met VGZ over stoppen met roken zijn niet gelukt’, zegt Pesser. ‘Het wilde de medicatie via een landelijke apotheek geregeld hebben. Jammer, want naar ons idee kun je dat beter lokaal regelen.’
DAC is momenteel inhoudelijk in gesprek over diabeteszorg. ‘Achmea contracteerde de huisartsencoöperatie al voor de diabetes-DBC, maar farmacie was daarvan nog geen onderdeel’, zegt Weening. ‘We hebben onszelf uitgenodigd, want het heeft voor de huisarts duidelijk geen prioriteit om de apotheek overal voor aan tafel te krijgen. We moeten onszelf binnenvechten, ook voor astma/COPD. De huisartsen nemen ons daarin overigens wel serieus.’ Ondertussen heeft DAC met Achmea vorig jaar wel al drie projecten binnengehaald en gefinancierd gekregen, voor nierfunctie, hartfalen en ontslagmedicatie. ‘Een rechtstreeks gevolg van het feit dat we als coöperatie aan tafel zitten’, zegt Weening. ‘Dat maakt ons ook interessant voor farmaceutische bedrijven, zoals GSK voor een project therapietrouw bij inhalatiemedicatie.’
Eerst investeren
Voor alle onderhandelingen geldt dat de kost voor de baat uitgaat. De zorggroepen betalen zelf de investering die moet leiden tot een vergoeding voor werk in de keten. ‘Maar de overhead is relatief laag’, zegt Pesser. ‘En het is nodig. De inkomsten rond de logistiek van geneesmiddelen nemen af en samenwerking in de keten is dan een stapje om dat in de vorm van zorg terug te verdienen. Een heel klein stapje trouwens hoor. Heel veel onderdelen van de zorg worden buiten de keten om geregeld en dus ook gefinancierd.’
Geld verdienen via de zorggroep door gezamenlijk in te kopen is in ieder geval nauwelijks een alternatief als nieuwe inkomstenbron. ‘Dat is lastig met zoveel apotheken’, zegt Pesser. ‘Zeker als een deel bij ketens zit en dus eigen inkoopkanalen heeft. Bovendien is inkoop zo sterk onderhevig aan voorkeurslijsten van zorgverzekeraars dat het niet meer de moeite loont er veel energie in te steken.’
Kansen en bedreigingen
Een belangrijke bedreiging die beiden zien in ketenzorg is dat partijen toch hun eigen koers blijven varen. Beiden noemen de apotheekformules als complicerende factor, omdat die doorgaans hun eigen agenda’s bepalen als het gaat om ketensamenwerking en contracteerafspraken. Pesser noemt ook de bedreiging dat het in de onderhandelingen vooral nog om geld gaat als alle zorg eenmaal is onderhandeld. ‘En als dan de vergoedingen afnemen, ontstaat al snel discussie over de vraag of het nog zin heeft alles in de keten te financieren en dus aan te bieden. Ketens moeten dus meerwaarde bieden.’ In het verlengde hiervan zegt Weening: ‘Je moet voldoende resultaat boeken, maar ook weer niet té ambitieus zijn.’
Maar er is ook nog een andere bedreiging. De minister laat zich binnenkort adviseren over ketenzorg en integrale bekostiging. Een van de vragen die dan moet worden beantwoord, is of de farmaceutische zorg onderdeel moet worden van de integrale bekostiging, en al dan niet inclusief de geneesmiddelen. Zowel Weening als Pesser zijn hier huiverig voor. Weening zegt: ‘Het zou onverstandig zijn één pot met geld te creëren waaruit ook de farmaceutische zorg én de geneesmiddelen moeten worden betaald. Dan krijg je een zakelijke in plaats van een collegiale verstandhouding met de huisartsen en dat is niet wat je wilt. Bovendien: als afspraken zijn gemaakt over wat het onderdeel geneesmiddelen mag kosten, wat doe je dan als – bijvoorbeeld voor diabetes – een nieuw geneesmiddel op de markt komt? Is het dan nog mogelijk om je patiënten dit te bieden? Laat de zorgverzekeraars dus dat proces managen. Of kom anders in ieder geval tot een goed corporate governance model, misschien zou het dan kunnen. Maar het heeft zeker niet mijn voorkeur.’ En ook Pesser zegt: ‘Mijn devies is: de zorg ja, de geneesmiddelen nee.’
In ieder geval zijn beiden ervan overtuigd dat zorggroepen creëren meerwaarde heeft voor apothekers. Pesser zegt afsluitend: ‘Wij hebben veel tijd moeten steken in het kiezen van de rechtsvorm – een stichting – maar daarvan kunnen nieuwe partijen profiteren. Punt is alleen wel dat alle energie uiteindelijk tot inkomsten moet gaan leiden en het is onzeker in hoeverre dit gaat lukken. Maar ik kan samenwerking iedereen aanraden, al was het maar om een gezamenlijk aanspreekpunt te kunnen vormen voor de andere ketenpartijen.’
Dit is een artikel uit FarmaMagazine nr. 4 2012
Tekst: Frank van Wijck