Mensen met diabetes kunnen langer gezond leven als ze gericht advies krijgen over hun leefstijl en hun geneesmiddelengebruik. De apotheker is een van de zorgprofessionals die hierin een belangrijke rol kan spelen voor deze mensen. Niet alleen tijdens diabetesweek, maar het hele jaar door.
Aandacht besteden aan diabetes in de apotheek? Voor apotheker en epidemioloog Prem Adhien is dit heel vanzelfsprekend. “Ik handel hierbij op basis van de richtlijnen die door onze beroepsorganisatie KNMP zijn uitgegeven”, vertelt hij. “Dit betekent dat we ieder jaar in november met de diabetesweek de diabetescheck aanbieden aan patiënten: de bloedsuikercontrole en de daarbij behorende vragenlijst op basis waarvan we mensen zo nodig gericht verder kunnen helpen. Verder verstrekken we informatie bij iedere eerste uitgifte en vragen we bij de tweede uitgifte hoe de patiënt het geneesmiddel heeft ervaren en of er nog problemen mee zijn geweest. En we doen medicatiereviews.”
Normaal voor apotheken? Dat zou het wel moeten zijn, stelt Adhien, maar het beeld blijkt in de praktijk toch van apotheek tot apotheek te verschillen. “Dit merk ik in de PAO-nascholing die ik aan openbare apothekers geef over integrale diabeteszorg”, vertelt hij. “Ik kom dan apothekers tegen die heel veel doen op dit gebied, maar ook apothekers die wat dit betreft nog helemaal aan het begin staan. De ene apotheek is meer gespecialiseerd en geïnteresseerd in het onderwerp dan de andere, maar ook de vergoeding speelt een rol. De eerste uitgifte kent een vergoeding, maar de tweede niet. Dus besteden niet alle apotheken aan die tweede uitgifte evenveel aandacht. Hier komt ook bij dat assistenten soms schroom hebben om te vragen hoe het geneesmiddel van eerste uitgifte is bevallen.”
Kennis op peil houden
Voor Jacqueline Dekker, hoogleraar diabetes-epidemiologie aan het VUmc in Amsterdam, een bekend beeld. “Ik merk ook dat de kennis over het onderwerp diabetes niet bij iedereen even groot is”, vertelt ze. “De richtlijnen zijn nogal wat veranderd in de loop der jaren en dat heeft natuurlijk invloed op de behandeling. Het is dus noodzakelijk de kennis bij te houden. En het belang van goede behandeling om complicaties als blindheid, nierfalen en amputaties, maar ook hart- en vaatziekten te voorkomen wordt niet door iedereen gezien. Gelukkig zien we de laatste tien jaar wel dat het aantal complicaties afneemt door gerichte aandacht hiervoor. En dat is ook hard nodig, want we hebben te kampen met een forse toename van het aantal mensen met diabetes. Leeftijd speelt hierin een rol, maar ook overgewicht en verminderde lichamelijke activiteit. De schatting van het aantal nieuwe diabetesgevallen uit 1995 voor de tien jaar daarna werd tweemaal overtroffen. En ook de laatste paar jaar zien we alweer een stijging met honderdduizend nieuwe gevallen.”
Dekker constateert dat apothekers zich wel betrokken voelen bij de zorg voor deze mensen. “Het gaat om een kwetsbare groep met een chronische aandoening waarmee mensen heel lang leven en die veel last geeft”, zegt ze. “En veelal ook om een groep met veel polyfarmacie. De apotheek kan voor deze mensen een belangrijke rol spelen: controleren of de juiste geneesmiddelen worden voorgeschreven, of er interacties zijn en of geneesmiddelen ontbreken.”
Effectief maar niet kosteneffectief
Dekker verrichtte onderzoek naar de invloed van medicatiereview en interventie bij mensen met diabetes die meer dan vijf geneesmiddelen gebruiken. Het onderzoek liet een afname zien van de problemen met geneesmiddelen in de interventiegroep, vooral in de patiëntengroep aan wie ondanks een heldere indicatie toch geen geneesmiddelen waren voorgeschreven. Patiënten waren na de interventie bovendien overwegend minder bang voor bijwerkingen van hun geneesmiddelen. Alleen: de interventie was niet kosteneffectief. “De interventie is intensief en vergt echt dat de organisatie van de apotheek erop wordt aangepast”, stelt Dekker. “Het vraagt veel van het apotheekteam en dat heeft het al zo druk.”
Dit laatste kan Adhien volmondig beamen. “Vooral in ketenapotheken zie je een toenemende werkdruk omdat is gesneden in het personeelsbestand. En het wordt nu eenmaal moeilijker om tijd vrij te maken voor zo’n begeleidingstraject naarmate minder mensen in de apotheek werken. Maar dat is niet het enige probleem. De onbekendheid met de problematiek die Dekker zojuist al noemde speelt ook een rol. Sinds een paar jaar is in de KNMP-richtlijn diabeteszorg ook opgenomen welke activiteiten van de apotheek worden verwacht op dit gebied. Maar toen ik laatst tijdens het KNMP-congres een workshop verzorgde over diabeteszorg, bleek slechts twintig procent van de aanwezige apothekers dit document te kennen. Wellicht speelt het feit dat het alleen digitaal beschikbaar is op de KNMP-site hierin een rol. Wat naast onbekendheid verder nog meespeelt, is dat gericht diabetesbeleid vraagt om goede samenwerking tussen de apotheker, de huisarts, de praktijkondersteuner en de thuiszorg. In mijn eigen apotheek is het contact met de huisartsen gelukkig heel goed, we kunnen elkaar direct bellen als er vragen zijn. Maar dit is niet overal het geval. De komst van ketenzorg diabetes zou hierin verandering moeten brengen, maar die keten is nog niet overal in het land tot stand gekomen.”
Leefregels leren accepteren
Het kán heel goed, stelt Dekker, en ze verwijst naar de situatie in Hoorn. Daar is de diabeteszorg voor de hele regio geregeld in een diabetes onderzoekscentrum. Ze vertelt: “Daar is bijvoorbeeld gekeken naar het gebruik van statines voor en na de diagnose diabetes. Bijna alle patiënten krijgen wel statines voorgeschreven, maar je ziet na een paar jaar vaak een duidelijke afname. De huisarts en de apotheker spelen beide een rol in de vraag of dit patroon wel of niet optreedt. Ze kunnen beiden een bijdrage leveren aan uitleg aan de patiënt over het belang van die statines. Maar natuurlijk staat daar wel tegenover dat de patiënt er ook voor moet openstaan. Wie diabetes krijgt, wordt ineens geconfronteerd met geneesmiddelengebruik én met leefregels. Het is niet altijd makkelijk voor mensen om die leefregels te accepteren. Steun daarin van de huisarts en de apotheker kan helpen, maar het is begrijpelijk als zij het moeilijk vinden om die steun over een langere periode vol te houden. En het scheelt als daarin goede samenwerking en afstemming bestaat tussen de huisarts en apotheker, maar zoals Adhien stelt is dit niet overal het geval. Een blauwdruk voor hoe je de diabeteszorg als professionals aanpakt valt dus niet te geven. De lokale situatie speelt beslist een rol.”
En er is nog een probleem waarmee veel mensen geen rekening houden omdat ze er simpelweg niet bij stilstaan, benadrukt Adhien: laaggeletterdheid. “Een miljoen mensen in Nederland zijn analfabeet en nog eens een groot aantal mensen heeft moeite met lezen en schrijven”, vertelt hij. “Bij die mensen helpt het dus niet een folder mee te geven of te zeggen dat ze de bijsluiter bij geneesmiddelen goed moeten lezen. En denk niet dat dit vooral een probleem is onder de allochtonen in ons land. Het betreft ook heel veel autochtonen, vooral onder de ouderen, de mensen dus die juist relatief vaak afhankelijk zijn van geneesmiddelen. Natuurlijk vraag je als apotheker of assistent niet zomaar “Kunt u lezen?”. Maar je kunt als onderdeel van de vragen die je bij de eerste uitgifte stelt wel vragen naar iemands opleidingsniveau of werk. Dat biedt een opening.”
Al duidelijke verbetering
De balans opmakend stellen beiden dat de apotheker een grote rol kan spelen in de preventie en behandeling van diabetes. En beiden zijn ook positief gestemd over de manier waarop zij aan die rol invulling geven. Adhien geeft sinds 1 september onderwijs aan de opleiding farmaceutische wetenschappen aan de Universiteit Utrecht. “Diabeteszorg komt in de blokken aandoeningen, medicatiebegeleiding en medicatiebeleid uitgebreid aan de orde”, vertelt hij. “Er is veel meer aandacht voor dan in mijn eigen opleidingstijd nu ruim veertien jaar geleden.”
En er wordt ook winst geboekt, stelt Dekker, verwijzend naar het feit dat steeds meer mensen na de diagnose diabetes nog jarenlang gezond blijven. “Ik ben epidemioloog dus ik geloof in preventie”, zegt ze. “En ik zie ook dat het werkt. Bovendien zie ik dat mensen er ook steeds meer zelf hun rol in nemen. Bewust bezig zijn met de eigen gezondheid, vaker naar de sportschool gaan. En ik zie de meerwaarde van onderzoek op basis van gekoppelde registraties, om de effectiviteit van interventies in gerichte subgroepen te kunnen bepalen of de invloed van preventieve maatregelen. Ik snap heus wel dat apothekers soms moe worden van het vele registreren, maar we leren er veel van.”